Een langzame trek richting de kust – zo laat de geschiedenis van de Rotterdamse haven zich in één beeld vangen. Met de voltooiing van Maasvlakte 2 heeft de haven zijn uiterste (west)grens bereikt.
Wat is de next frontier? Een lesje havengeschiedenis met doorkijk naar de toekomst.
Havenbaron Lodewijk Pincoffs (1827 - 1911)
Pincoffs speelde een beslissende rol bij de totstandkoming havenuitbreidingen op 'Zuid'. Later viel hij in ongenade vanwege fraude - hij vluchtte New York om nooit meer te keren.
‘Denk je eens in: al die duizenden Rotterdammers die met hun noeste arbeid de haven groot hebben gemaakt. Dan vult je hart zich toch met trots. Ook ik heb – als ‘havenbaron’ – mijn steentje bijgedragen. En ik neem je als lezer van de Havenkrant graag mee door al die eeuwen van havengeschiedenis.
Kom je?’
Van dammetje in de Rotte tot stukgoedhaven
De geboortegrond van Rotterdam en zijn havens? Als je één plek moet aanwijzen, is dat de Hoogstraat waar het nu zo fijn winkelen is. Ruim zevenhonderd jaar geleden wordt hier een dammetje aangelegd in de monding van de Rotte om zo het instromende, zoute zeewater tegen te houden. Voortaan moeten goederen van rivierboten worden overgeladen op kustscheepjes – de Rotterdamse haven is een feit. Tot diep in de negentiende eeuw verandert er weinig: laden en lossen gebeurt met de hand, op ‘ellebogenstoom’. De havens liggen in het hart van de stad, met achter de smalle kades de pakhuizen waar het stukgoed wordt opgeslagen. Stad en haven zijn één, zou je kunnen zeggen.
Sprong over de rivier
In 1872 is de Nieuwe Waterweg klaar en Rotterdam zal nooit meer hetzelfde zijn. De haven beschikt nu over een open verbinding met zee. Tegelijkertijd is de industrialisatie in volle gang: in het Ruhrgebied, via de Rijn verbonden met Rotterdam, zitten ze te springen om kolen, erts, graan en – later – olie. Zo groeit Rotterdam uit tot de belangrijkste havenstad voor het Duitse Rijk. Er is één complicatie: de oude stadshavens met hun smalle kades zijn niet berekend op de steeds grotere schepen volgepakt met overslaggoederen. Onder de bezielende leiding van ‘havenbaron’ Lodewijk Pincoffs (die later naar Amerika vlucht vanwege financiële malversaties) waagt Rotterdam eind negentiende eeuw de sprong over de rivier: de oude dorpen en polders ‘op Zuid’ maken plaats voor havenbekkens en bedrijfsterreinen, zoals de Rijnhaven (1887-1893) en de Maashaven (1898-1905).
IJzer, stoom en stroom
Zou je een vijftiende-eeuwse havenarbeider per tijdmachine naar het Rotterdam van 1850 verplaatsen, dan zou hij moeiteloos aan de slag kunnen. Een matroos idem dito. Eeuwenlang is het havenleven min of meer onveranderlijk: schepen zijn van hout en varen op de wind, en laden en lossen gebeurt op basis van spierkracht. Maar vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw ondergaat de haven een radicale transformatie: ijzeren schepen varen op stoom en het laden en lossen van de steeds grotere ladingen wordt in toenemende mate geautomatiseerd. Zo wordt de skyline van de Waalhaven (1907-1930) gedomineerd door verrijdbare, elektrische laadbruggen. En de altijd ‘hongerige’ -eerst door stoom, later door stroom aangedreven- graanelevatoren groeien uit tot een symbool van vooruitgang.
Botlekplan, of: de trek naar de kust
Door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) begint het te dagen: Rotterdam is als doorvoerhaven veel te afhankelijk van het Duitse achterland. Om op eigen benen te staan, moet Rotterdam een eigen havenindustrie ontwikkelen. De aanleg van de Eerste (1929-1934) en de Tweede (1938) Petroleumhaven voor olieoverslag bij Pernis vormt de opmaat voor een ontwikkeling die na de Tweede Wereldoorlog met het Botlekplan (1947) in de hoogste versnelling wordt doorgezet. Na de voltooiing van de Derde Petroleumhaven in de Botlek (1954-1957) volgen er nog vier in de Europoort, telkens een stukje verder naar het westen, richting zee gelegen. Een slimme zet, zo blijkt al snel: in de jaren zestig groeit Rotterdam uit tot de grootste haven ter wereld, een positie die de stad tot 2004 vasthoudt.
Maasvlakte 1 en 2, the final frontier?
De introductie van de container halverwege de jaren zestig luidt een spectaculaire revolutie in het goederentransport in – en Rotterdam omarmt deze ontwikkeling voortvarend. In 1966 bundelen vijf stuwadoors hun krachten als Europe Combined Terminals (ECT) die zich in de Eemhaven volledig toelegt op de snel groeiende containermarkt. Die containers krijgen ook een prominente plek op de nieuwste havenuitbreidingen, geschikt voor de allergrootste schepen: de Maasvlakte (1973) en Maasvlakte 2 (2013). Zo opent ECT in 1985 zijn Delta Terminal op de Maasvlakte en wordt Maasvlakte 2 gedomineerd door de containerkranen van APM Terminals en RWG. Met de voltooiing van het Maasvlakteproject heeft de Rotterdamse haven – in elk geval voor de komende decennia – zijn definitieve pasvorm bereikt.
En beyond: van grootste naar slimste en schoonste haven
Zoals de container in de vorige eeuw een transportrevolutie inluidde, vormt de digitalisering de motor achter de huidige transformatie van de havensector. De koppeling van meer en meer informatiebronnen – Big Data – leidt tot een steeds efficiëntere vervoersketen, waarin schepen precies op tijd en met zo min mogelijk brandstofverbruik hun goederen afleveren. Niet de grootste, maar de slimste haven wil Rotterdam zijn. En de schoonste. Want dat is de andere grote uitdaging voor de komende decennia: de omvorming van een petrochemische haven tot eentje die draait op duurzame biogrondstoffen en hernieuwbare energiebronnen, zoals wind en zon. De grootste windturbine ter wereld op Maasvlakte 2 is nog maar een voorproefje van deze haven van de toekomst.