Broedgelegenheid vogels aanbrengen
Broedgelegenheid aanleggen voor vogels kan variëren van het plaatsen van nestkasten voor holenbroedende soorten, het realiseren van groen voor boom-, struik- en kruidbroeders, het geschikt maken van een terrein voor specifieke grondbroedende soorten, tot het realiseren van een rietkraag voor moerasvogels.
Omgevingsfactoren zoals bodemgesteldheid en vochtigheid van het terrein bepalen in hoge mate welke maatregelen zinvol zijn. Generalisten4 zoals de Houtduif en Ekster vestigen zich snel in bomen, ongeacht de grootte van een terrein. Vogelsoorten die rust- en dekking belangrijk vinden, zoals de Kneu en de Nachtegaal, vereisen specifieke maatregelen die zorgen voor een dichte gevarieerde begroeiing.
Van toepassing op de gebieden:
- Maasvlakte inclusief Slufter
- Europoort en Landtong Rozenburg
- Botlek en Vondelingenplaat
- Waal-Eemhaven/MH4/Dordrecht
Van toepassing op:
- Buitenruimte
- Bedrijfsterrein onbebouwd deel
- Gebouw (kantoor/loods)
- Open watergangen
- Groot water
Uitwerking van de maatregel
Maatregelen voor vogels die in bomen- en struwelen broeden
Plant een of meerdere hagen of boomsingels aan die voorzien in variatie: gebruik voor vogels die in struiken broeden bijvoorbeeld Meidoorn, Sleedoorn en Vlier, afgewisseld met Liguster. Gewone esdoorn, Schietwilg en Canadese populier zijn door veel vogels gewaardeerde boomsoorten die voorzien in voedsel en nestgelegenheid. Houd er rekening mee dat bepaalde boomsoorten het in extreme milieus, zoals op de Maasvlakte waar blootstelling plaatsvindt aan een hoog zoutgehalte, harde wind en waar sprake is van zandgrond, minder bruikbaar zijn dan op de meer in het binnenland gelegen locaties.
Maatregelen voor vogels die in holen broeden
Op plaatsen waar Schietwilgen als belangrijkste basis voor natuurlijke holten (nog) niet beschikbaar zijn, kun je kasten plaatsen voor vogelsoorten die in holen broeden. Zeker op locaties waar weinig boomholtes zijn, worden kasten snel bezet. Soorten waarvoor kasten een meerwaarde kunnen hebben, zijn Koolmees, Pimpelmees, Huismus, Spreeuw, Gierzwaluw, Witte kwikstaart en Zwarte roodstaart. Een ruime variatie aan kasten is beschikbaar op diverse websites van leveranciers van vogelnestkasten. Voor de plaatsing van een kast verdient het aanbeveling om een deskundige te betrekken. Hoogte, afstand ten opzichte van groen en mate van bezonning zijn details die de effectiviteit van een kast in hoge mate beïnvloeden.
Maatregelen voor vogels die op de grond broeden
Scholekster, Kievit, Kleine plevier en Stormmeeuw zijn vogelsoorten waarvan de populaties onder druk staan als gevolg van verstoring en nestpredatie5. Ze zitten relatief veilig achter hekken van een bedrijfsterrein als grondbroeder. Het inrichten van een terreinrand bestaat idealiter uit het aanbrengen van puin, grind of schelpen en het afschermen van dat terreindeel voor betreding door middel van het plaatsen van een (flexibel) raster. De ervaring leert dat de soorten in kwestie dit soort plaatsen snel weten te vinden . Maatregelen voor vogels die in het riet broeden Voorzie, in gebieden waar sloten aanwezig zijn, een oever van een rietkraag voor specifieke soorten moerasvogels zoals Kleine karekiet, Rietzanger, Blauwborst, Waterhoen en Meerkoet. In geval van bredere watergangen of waterpartijen biedt een rietkraag perspectief voor zeldzamere soorten zoals Dodaars, Waterral, Snor en Roerdomp. De aanwezigheid van overjarig riet is hierin bepalend (zie onder).
Beheer en onderhoud
Maatregelen voor vogels die in bomen- en struwelen broeden
Door in de periode september-februari benodigd snoeiwerk uit te voeren en snoeihout aan te brengen, bevorder je de structuurvariatie en broedmogelijkheden voor kruidbroeders. Ook door het aanplanten van takkenrillen6 in de onderlaag.
Maatregelen voor vogels die in holen broeden
We adviseren om een keer per jaar, buiten het broedseizoen, nestkasten leeg te halen. Vervang kasten die als gevolg van slijtage en verwering van het materiaal uit elkaar beginnen te vallen.
Maatregelen voor vogels die op de grond broeden
Maak, wanneer een halfverharding begint dicht te groeien met ruigtekruiden7, in de periode september-februari vrij van hoge vegetatie. Het is van belang om niet alle vegetatie weg te halen, want deze kan dekking en vluchtmogelijkheden bieden voor jonge vogels wanneer er gevaar dreigt. De uitvoering van de maatregelen is maatwerk en zal per terrein en doelsoort verschillen.
Maatregelen voor vogels die in het riet broeden
Maai een rietkraag gefaseerd in de wintermaanden waarbij minimaal de helft blijft overstaan. Voer het maaisel af. De oude rietstengels die blijven staan, bieden een wintermilieu voor vogels, amfibieën en insecten en een gewaardeerde broedplaats in het voorjaar, wanneer het jonge riet nog lang niet volgroeid is. Soorten als Rietzanger en Baardmannetje broeden alleen maar in overjarig riet.
Nut voor biodiversiteit
Met het realiseren van broedgelegenheid voor vogels, creëer je omstandigheden die ook kansen bieden voor allerlei soorten spinnen, insecten en zoogdieren. Een van halfverharding voorzien terrein waar spontane begroeiing wordt getolereerd, biedt een groeimilieu voor zeldzame plantensoorten en insecten. Hagen worden niet alleen door vogels gebruikt maar zijn ook een corridor2 voor zoogdieren en amfibieën.
Ecosysteemdiensten3
Vogels dragen bij aan verschillende ecosysteemdiensten. Zo spelen vogels een rol in het verspreiden van zaden die uitgroeien tot bomen en planten. Net als insecten dragen vogels ook bij aan de bestuiving, echter is hun rol hier minder groot in dan bij zaadverspreiding. Een andere belangrijke functie waarin vogels hun bijdrage leveren, is dat zij een effectieve schakel vormen tussen levende en niet-levende organismen doordat zij organisch8 en anorganisch materiaal1 uitwisselen. Vogels dragen eveneens bij aan een sfeervolle werkomgeving en dragen bij aan de bestrijding van voor mensen potentieel hinderlijke plaaginsecten en andere ongedierte zoals muizen en ratten. Het zien en horen van vogels geeft mensen in regel een goed gevoel en draagt zo bij aan welzijn.
1. Anorganische materiaal
Anorganische materiaal bestaat uit stoffen zonder een koolstof-waterverbinding in hun structuur. Voorbeelden zijn water, CO2, zouten, mineralen en metalen.
2. Corridors
Een ecologische corridor kun je beschouwen als een connectieve strook tussen twee of meerdere groene gebieden. Het verschilt per diersoort hoe een corridor functioneel ingedeeld kan zijn. Een voorbeeld is een natuurbrug. Natuurbruggen kunnen voor diersoorten die weinig tot geen bosschage vereisen een prima corridor zijn. Echter voor diersoorten die de voorkeur geven aan veel bebossing of bosschages zou zo’n ingedeelde natuurbrug juist geen functie bieden om zich te kunnen verplaatsen tussen de natuurgebieden.
3. Ecosysteemdiensten
De bijdrage die ecosystemen leveren aan de mens voor de economie of andere activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn: de productie van zuurstof, het leveren van drinkwater maar ook het leveren van hout om weer producten van te maken.
4. Generalisten
Dit zijn plant- of diersoorten die in een zeer uiteenlopende leefgebieden kunnen worden aangetroffen en zich daardoor makkelijk aan veranderingen binnen hun omgeving kunnen aanpassen.
5. Nestpredatie
Het prederen op eieren die in nesten liggen of hele jonge dieren die nog niet hun nest kunnen verlaten.
6. Takkenrillen
Een plek met opstaande takken/paaltjes in de grond waartussen je dood hout stapelt of vlecht. De plek biedt een toegevoegde waarde voor vogels, amfibieën en zoogdieren.
7. Ruigtekruid
Een ruigtekruid is een forse, hoog opschietende kruidachtige plant met bebladerde stengels die veelal relatief snel groeien. Voorbeelden hiervan zijn grote brandnetel en akkerdistel.
8. Organisch materiaal
Al het materiaal dat een water-koolstofverbinding heeft. Bacteriën, schimmels, planten en dieren zijn allemaal uit organisch materiaal opgebouwd.